Het leven in een ‘openluchtmuseum’ als de stad Amsterdam zit vol onverwachte ontdekkingen.
Deze week hoorde ik over een Nederlands Hervormde predikant en theoloog die precies 400 jaar geleden stierf na het faciliteren van het opmerkelijke tijdperk van ontdekkingstochten en handel die de jonge Nederlandse Republiek in haar zogenaamde ‘Gouden Eeuw’ lanceerde. Hij werd een wereldleider in het maken en navigeren van kaarten en ontwikkelde een nieuwe methode voor het bepalen van de lengtegraad.
Predikend en publicerend in Amsterdam, was hij een van de oprichters van de Verenigde Oost-Indische Compagnie, waarvoor hij meer dan honderd kaarten tekende. Hij zette aan tot ontdekkingstochten naar de Noordelijke IJszee en later naar Oost-Indië. Hij voorzag Henry Hudson van kaarten voor zijn zoektocht naar een noordoostelijke doorgang naar het oosten, maar die eindigde in westelijke richting, wat leidde tot de ontdekking van de Hudson River en Manhattan Island.
Hoewel hij zelf nooit de evenaar overschreed, was hij de pionier van de kaart van de hemel op het zuidelijk halfrond en ontwierp hij een hemelbol waarop verschillende nieuw ontdekte sterrenbeelden zijn afgebeeld, waaronder het Zuiderkruis.
Voor Petrus Plancius (1552-1622), geboren Pieter Platevoet in wat nu Belgisch West-Vlaanderen is, waren navigatie, cartografie en astronomie logische uitbreidingen van zijn calvinistische geloof. Hij had theologie gestudeerd in Duitsland en Engeland voordat hij op 24-jarige leeftijd predikant werd in Brussel.
Twee boeken
Hij kende de Confessio Belgica uit 1561, vijftien jaar eerder opgesteld door Guido de Brès, die sprak over twee boeken die God openbaren:
Ten eerste, ‘de schepping, het behoud en het bestuur van het universum, aangezien dat universum voor onze ogen is als een prachtig boek waarin alle schepselen, groot en klein, als letters zijn om ons te laten nadenken over de onzichtbare dingen van God: Gods eeuwige kracht en goddelijkheid, zoals de apostel Paulus zegt in Romeinen 1:20 (Al deze dingen zijn genoeg om mensen te veroordelen en hen zonder verontschuldiging te laten.)
‘Ten tweede maakt God zich duidelijker aan ons bekend door zijn heilig en goddelijk Woord, zoveel als we in dit leven nodig hebben, tot eer van God en tot ons heil.
Andere hervormers spraken over Gods twee boeken, het Boek van Woorden (de Bijbel) en het Boek van Werken (schepping), die beide onderzocht moesten worden om meer van Gods heerlijkheid te onthullen.
Toen Brussel, destijds onderdeel van de opstandige Republiek der Nederlanden, in 1585 in handen viel van de Spanjaarden, dwong de dreiging van religieuze vervolging de 33-jarige Plancius naar het noorden te vluchten naar de haven van Amsterdam. Daar bevond hij zich in een draaikolk van scheepsbouw, cartografie en onderzoek, waar terugkerende zeilschepen nieuwe bevindingen over Gods schepping rapporteerden. Toen hij op de een of andere manier zeekaarten bemachtigde die uit Portugal waren gesmokkeld (waar ze als staatsgeheimen werden beschouwd), begon hij zijn wonderbaarlijke kaarten te maken met behulp van de nieuw ontwikkelde Mercator-projectie.
Terwijl hij zijn werk als predikant voortzette, begon hij ook tijdschriften en navigatiegidsen te publiceren. Al snel werd hij erkend als een expert op het gebied van veilige maritieme routes naar India en de nabijgelegen ‘kruideneilanden’, een deel van het huidige Indonesië en het voormalige Nederlands-Indië. Hij trainde kapiteins, stuurlieden en matrozen in het gebruik van kaarten en navigatie-instrumenten, en stuurde ze op reis om informatie te verzamelen over de zuidelijke sterren, oceanen en kustlijnen om zijn kaarten te verbeteren.
Kosmisch evangelie
Abraham Kuyper, de Nederlandse theoloog, politicus, pedagoog en journalist, vader van het christelijke wereldbeelddenken, verwees specifiek naar Plancius in zijn Stone-Lezingen over Calvinism and Science uit 1898 in Princeton. De christelijke motivatie voor wetenschap, legde hij uit, was om het handwerk van God te bestuderen en meer van zijn eigenschappen te leren. Wetenschappelijke studie stond niet los van Christus, maar vloeide veeleer voort uit Christus. Het evangelie van Kuyper was een breed en kosmisch evangelie, aangezien de verlossing van Christus kosmisch was in de breedte en niet beperkt was tot de redding van individuen. Gods doel was de hereniging van alle dingen in hemel en aarde met Christus als hun oorspronkelijke hoofd: ‘want uit hem, en voor hem en voor hem zijn alle dingen geschapen’.
Zich tot Plancius wendend, vervolgde Kuyper: ‘Het onderzoek naar de lengte- en breedtegraden van de aardbol vormde naar zijn mening één geheel met het onderzoek naar de lengte en breedte van de liefde van Christus. Hij zag zichzelf geplaatst tussen twee werken van God, het ene in de schepping, het andere in Christus, en in beide aanbad hij die majesteit van de almachtige God, die zijn ziel naar extase bracht.’
‘Extase’ was misschien meer Kuypers retoriek dan werkelijkheid, maar Plancius was fanatiek in het debatteren over predestinatie en verzette zich tegen de vrije wil van zijn ministeriële collega Jacob Arminius. Een Arminiaans pamflet uit 1619 beeldde Plancius af die preekte vanaf een preekstoel, ingegeven door een duivel die achter hem stond. Hij ging ook strikt om met minder ijverige calvinisten, maar ook met lutheranen, katholieken, wederdopers en joden.
De Belgische onderzoeker Antoine de Smet schreef aan Plancius de dominantie van het ‘strenge Hollandse calvinisme’ in Nederland en de opkomst van de Verenigde Provinciën als maritieme en economische wereldmacht in de eerste helft van de zeventiende eeuw toe.
Voor Plancius ging het erom beide boeken te bestuderen om meer van Gods glorie te ontdekken.
Tot volgende week,