Wie was de grootste kunstenaar die ooit heeft geleefd?
Een snelle zoektocht online biedt verschillende lijsten van ‘grootste’ kunstenaars, waarbij vaak de volgende worden genoemd: Leonardo, Michaelangelo, Rembrandt, Vermeer, Van Gogh, Monet, Picasso, Dali,…
Met name Nederlandse schilders behoren steevast tot de wereldtop. Zelfs Filips II, de 16e-eeuwse koning van Spanje tegen wie de Nederlanders in opstand kwamen, was de grootste fan van Jeroen Bosch, de Nederlander wiens surrealistische fantasiewerken zonde en menselijk moreel falen uitbeelden. De koning was de grootste verzamelaar van Bosch’ schilderijen, waarvan er nog steeds veel te zien zijn in het Prado Museum in Madrid.
Tegenwoordig hangen er in het Rijksmuseum in Amsterdam werken van Frans Hals, ‘een van de beroemdste en meest bijzondere Nederlandse schilders van de 17e eeuw’. De Gouden Eeuw bracht ook Johannes Vermeer voort, een van de meest getalenteerde schilders van de eeuw, die het alledaagse leven van de Nederlandse middenklasse vastlegde in meesterlijk licht en kleur.
De meesten zien Rembrandt van Rijn echter als de grootste van alle Nederlandse schilders. Sommigen zouden zeggen van alle schilders. Volgens de beroemde kunstwetenschapper Kenneth Clark was Rembrandts De terugkeer van de verloren zoon ‘het grootste dat ooit is geschilderd’. De Nachtwacht, zijn grootste en beroemdste schilderij, heeft een ereplaats in het Rijksmuseum. Rembrandt maakte bijna 300 schilderijen, de meeste toen hij in Amsterdam woonde. Toch zijn er maar 22 te zien in het Rijksmuseum.
Aan de overkant van het Museumplein van het Rijksmuseum bevindt zich ’s werelds grootste collectie werken van de kunstenaar die door de Britannica Encyclopaedia als de grootste wordt bestempeld – na Rembrandt. Het Van Gogh Museum heeft maar liefst 200 schilderijen, 400 tekeningen en 700 brieven van Vincents hand.
Ironisch
Wat nogal ironisch is. Want Vincent schilderde slechts twee werken in de stad waar hij ooit iets meer dan een jaar woonde – niet als kunstenaar maar als voorbereiding op een studie theologie. De 24-jarige had geen plannen om kunstenaar te worden toen hij naar Amsterdam kwam om net als zijn vader te gaan studeren voor predikant. En deze twee schilderijen werden geschetst tijdens een kort bezoek aan Amsterdam op een later tijdstip. Hij woonde toen in Brabant en werkte aan de Aardappeleters. Terwijl hij op de trein wachtte op een vriend, haalde hij zijn palet tevoorschijn en maakte ter plekke de schetsen voordat hij samen de schilderijen van Rembrandt ging bestuderen in het pas geopende Rijksmuseum.
Als we Vincent een paar jaar later hadden kunnen vragen wie de grootste kunstenaar was, zou hij niet hebben geaarzeld om te antwoorden. De jonge kunstenaar werd enorm geïnspireerd door Rembrandt, wiens penseelwerk, thema’s en kleuren hij nauwlettend bestudeerde. “Rembrandt gaat zo diep in het mysterieuze dat hij dingen zegt waarvoor in geen enkele taal woorden bestaan,” schreef hij aan zijn broer Theo. “Het is met recht dat ze Rembrandt – tovenaar – noemen, dat is geen gemakkelijk beroep.“
Toch was er voor Vincent een kunstenaar die nog groter was dan de grote tovenaar. In een van zijn 700 brieven schreef hij aan zijn vriend Emile Bernard over “een kunstenaar groter dan alle kunstenaars – die marmer en klei en verf minacht – die werkt in levend vlees”. Deze buitengewone kunstenaar… maakte geen standbeelden, geen schilderijen, zelfs geen boeken… hij maakte… levende mensen, onsterfelijken.’
Ondanks de populaire indruk dat Vincent zijn geloof in Christus opgaf toen hij besloot kunstenaar te worden, onthullen zijn brieven dat Jezus tot het einde toe zijn belangrijkste inspiratiebron bleef. Diezelfde brief begon met: “Je doet er goed aan de Bijbel te lezen. …De Bijbel – dat is Christus, want het Oude Testament leidt naar die top; Paulus en de evangelisten bezetten de andere helling van de heilige berg…..
Subliem
Hij schreef vaak over zijn twee favoriete boeken: het ene, ‘Pilgrim’s Progress’ van John Bunyan, het verhaal over de vastberadenheid van de Christen om zich op de smalle weg door de ontberingen en verleidingen van het leven te worstelen om de Hemelse Stad te bereiken; en het andere, ‘De navolging van Christus’, van Thomas a Kempis, dat hij eens omschreef als ‘subliem’.
Maar in tegenstelling tot Rembrandt schilderde Vincent zelden Jezus. Zijn symboliek beeldde de goddelijke aanwezigheid uit in alles wat goud was: zonnebloemen, korenvelden, de zon en de sterren… Rembrandt schilderde de Christusfiguur daarentegen vele malen, vaak met een diep theologisch inzicht ondanks zijn eigen morele tekortkomingen. Hij schilderde en etste Christus’ kinderjaren, zijn gelijkenissen, zijn bediening, zijn passie, zijn kruisiging en zijn opstanding. Gedurende zijn hele carrière fascineerden twee gezichten hem: zijn eigen gezicht, dat hij meer dan 90 keer schilderde, en dat van Jezus.
Hoe twee van ’s werelds grootste kunstenaars werden geïnspireerd door de ‘kunstenaar groter dan alle kunstenaars’ is het thema van een tentoonstelling die ik dit weekend mag houden in een dorpskerk aan de Waal, ten zuiden van Utrecht, met de titel: Rembrandt & Vincent ontmoeten Jezus.
De tentoonstelling begon als onderdeel van de 400-jarige herdenking van de Noorderkerk in de Amsterdamse Jordaan vorig jaar, waar een licht-en-geluidshow, Vincent meets Rembrandt, geprojecteerd door 36 projectoren op de muren en het plafond, liet zien hoe de jongere kunstenaar werd geïnspireerd door de oudere. Dat maakte me bewust van het feit dat beide meesters erkenden geïnspireerd te zijn door een nog grotere kunstenaar.
Tot volgende week,