(Het derde deel in een reeks van vier over de aanhoudende Russische pogingen om de geschiedenis van Oekraïne te kapen.)
Als de Holodomor – de kunstmatig veroorzaakte hongersnood van 1932-1933 – Stalins poging was om Oekraïne fysiek te breken, dan was zijn campagne tegen de Oekraïense cultuur, het geloof en de taal een berekende poging om de geest van het land te vernietigen.
Het opzettelijk en systematisch uitwissen van de ziel van een volk is misschien wel de meest verraderlijke vorm van geweld die het Sovjetregime heeft gepleegd. Het doel was niet alleen om Oekraïne te veroveren, maar ook om het naar het evenbeeld van Moskou te hervormen, om elk spoor uit te wissen van een volk waarvan geschiedenis, overtuigingen en tradities de Sovjet-imperiale uniformiteit in de weg stonden.
De jaren van 1920 begonnen veelbelovend. Oekraïne, na de Eerste Wereldoorlog kortstondig onafhankelijk, beleefde een energieke culturele heropleving, een zeldzaam moment waarop de Sovjetstaat nationale expressie tolereerde. Tijdens deze korte periode bloeiden de Oekraïense literatuur, theater, film, muziek en kunst op. Stalin zag deze renaissance echter niet als culturele bloei, maar als politieke bedreiging. Onafhankelijk denken, vooral tot uiting komend in niet-Russische talen en verhalen, was onaanvaardbaar voor een regime geobsedeerd door gecentraliseerde controle.
Monden snoeren, herinnering wissen
De onderdrukking kwam met brute snelheid. Tussen 1933 en 1938 werden honderden van de knapste koppen van Oekraïne – dichters, toneelschrijvers, kunstenaars en wetenschappers – geëxecuteerd, gevangengezet of tot zwijgen gebracht. Deze periode werd bekend als de Rozstriliane vidrodzhennia – de geëxecuteerde renaissance. Het regime richtte zich niet alleen op individuen, maar ook op het idee van de Oekraïense identiteit zelf.
Onder de vele slachtoffers bevonden zich honderden blinde minstrelen – de kobzars – genoemd naar de meer-snarige kobza die ze bespeelden en waarop ze tokkelden, zoals een rechtopstaande citer. De kobzars bewaarden en verspreidden de historische herinnering van het volk door middel van muziek en zang, terwijl ze van stad naar stad en van dorp naar dorp trokken. Net als Poetin wilde Stalin de Russische cultuur opleggen aan alle onderdrukte etnische volkeren van het Russische rijk. Maar de kobzars vertegenwoordigden een ‘onverbeterlijk nationalistisch element’ dat het volk herinnerde aan een verhaal dat haaks stond op dat van de regering.
In december 1930 werd een congres van de ‘Volkszangers van Sovjet-Oekraïne’ bijeengeroepen. Meer dan driehonderd kobzars kwamen naar in het Operatheater in Charkov. Onder het voorwendsel van een reis naar Moskou voor het Congres van Volkszangers van de USSR werden ze in treinwagons gezet voor wat een korte reis naar de rand van het bos bleek te zijn. Daar werden ze opgesteld langs vers gegraven greppels en doodgeschoten.
Zo ontstond er een holle, van bovenaf opgelegde Sovjetcultuur: Russisch van taal, socialistisch van inhoud en ontdaan van elk regionaal of etnisch onderscheid. Volksgebruiken werden onderdrukt, lokale publicaties stopgezet, artistieke expressie werd gereduceerd tot propaganda. Het culturele landschap van Oekraïne werd geëgaliseerd tot een grijze Sovjetmonotonie.
Even verwoestend was de aanval op het religieuze leven in Oekraïne. Stalin begreep dat geloof een parallelle bron van morele autoriteit en gemeenschapscohesie kan vormen, een bron die hij niet kon controleren. Voor Oekraïne, waar de Oekraïense Grieks-katholieke Kerk en de Oekraïense Onafhankelijke Orthodoxe Kerk diep verweven waren met het nationale leven, was dit bijzonder gevaarlijk.
In 1946 orkestreerde Stalin een schijnsynode in Lviv, waarbij hij de Grieks-orthodoxen met geweld liet ‘fuseren’ met de Russisch-orthodoxe kerk – een stap die werd gesteund door de geheime politie en onder dwang werd uitgevoerd. Duizenden bisschoppen, priesters en leken die zich verzetten, werden gevangengezet, gemarteld of vermoord. De Oekraïense zusterkerk, die symbool stond voor de Oekraïense kerkelijke onafhankelijkheid, werd volledig uitgeroeid.
Kerkgebouwen werden met de grond gelijk gemaakt of omgevormd tot musea van atheïsme. Religieus onderwijs werd verboden. Geloof werd een strafbaar feit. Stalins boodschap was duidelijk: loyaliteit kwam niet God toe, maar de partij. Het kruis moest worden vervangen door de rode ster en openbare vroomheid door ideologische conformiteit.
Culturele bezetting
Taal is niet alleen een communicatiemiddel, maar ook een drager van herinneringen, identiteit en verbondenheid. Stalins aanval op de Oekraïense taal was dan ook een ander front in zijn campagne om de ziel van de natie uit te wissen. Oekraïense scholen werden gesloten, schoolboeken herschreven of vernietigd en het Oekraïens werd uit het openbare leven verdreven. Zelfs in de zogenaamde Oekraïense Socialistische Sovjetrepubliek was Russisch de taal van de regering, prestige en kansen. Om te slagen en te overleven moesten Oekraïners minder zichzelf worden.
Deze taalkundige kolonisatie was subtiel maar krachtig. Kinderen werd geleerd hun moedertaal als achterlijk te beschouwen. Oekraïense verhalen werden vervangen door Sovjetmythen. De geschiedenis zelf werd herschreven, waarbij Oekraïense figuren werden gewist of opgevoerd als regionale voetnoten bij de Russische grootheid.
Het uitwissen hield niet op bij executies en verbanning. Stalins regime wilde zelfs de herinneringen zélf koloniseren. Steden werden hernoemd, historische verwijzingen gewist en vervangen door Sovjeticonen. Traditionele feestdagen werden verboden en vervangen door communistische festivals. Schoolboeken verheerlijkten Russische tsaren en generaals, terwijl Oekraïense helden werden belasterd of genegeerd.
Dat was niet alleen culturele censuur, het was culturele vervanging. Stalin wilde niet alleen de stem van Oekraïne het zwijgen opleggen, hij wilde ervoor zorgen dat toekomstige generaties die stem nooit zouden horen.
Maar zelfs onder deze verstikkende druk weigerde de ziel van Oekraïne te sterven. Het geloof ging ondergronds. De geheime diensten konden de eredienst op open plekken in het bos of bij kaarslicht in keukens niet uitroeien. Verboden boeken en verboden gebeden werden in samizdat-vorm van hand tot hand doorgegeven. De diaspora bewaarde wat thuis verloren was gegaan: ze publiceerde verboden literatuur, nam volksliederen op en koesterde de nationale herinnering in ballingschap.
Deze veerkracht is ronduit opmerkelijk. Ondanks decennia van pogingen om ze uit te wissen, hebben kerken, talen en culturele uitingen van Oekraïne niet alleen standgehouden, ze zijn zelfs nieuw leven ingeblazen. Kathedralen die ooit als graanschuren werden gebruikt, zijn weer ingewijd. Dichters die ooit het zwijgen waren opgelegd, worden nu op scholen bestudeerd. Het Oekraïens is opnieuw een taal van het openbare leven, de literatuur en het verzet.
Lijden en overleven
Het verhaal van Oekraïne onder Stalin is niet alleen een verhaal van lijden, maar ook van verbazingwekkend overleven. De pogingen van het Sovjetregime om cultuur en religie uit te roeien waren wreed, maar uiteindelijk faalden ze.
Vandaag, nu Oekraïne opnieuw te maken heeft met een imperiale aanval – ditmaal vanuit Poetins Kremlin – zien we dat de strijd om de ziel van de natie voortduurt. Tijdens zowel de tsaristische als de Sovjetonderdrukking traden Oekraïense christenen vaak op als morele getuigen. Of het nu ging om dichters als Taras Shevchenko, martelaar-bisschoppen of predikanten die vanwege hun geloof gevangen werden gezet, christelijke overtuigingen voedden een verzet dat niet geworteld was in haat, maar in waarheid en gerechtigheid.
Het christelijk geloof voorkomt dat nationaal trauma verhardt tot haat. Kerkleiders zoals patriarch Sviatoslav Shevchuk en metropoliet Epiphaniy, die vorige week vertegenwoordigd waren tijdens de online Global Interfaith bijeenkomst, roepen op tot gerechtigheid, maar ook tot geestelijke genezing, waarheidsvinding en de mogelijkheid tot verzoening – zij het niet zonder berouw.
Paradoxaal genoeg heeft de oorlog geleid tot een spirituele bewustwording in Oekraïne. Kerkbezoek neemt toe, er is veel vraag naar bijbels en mensen zijn op zoek naar een diepere betekenis. Ze nemen voor steun, genezing en verbondenheid vaak hun toevlucht tot geloofsgemeenschappen. In een oorlog waarin Rusland probeert de Oekraïense identiteit uit te wissen, helpt het christendom de Oekraïners te herinneren wie ze zijn – en van wie ze zijn.
Dit onderscheidt de spirituele houding van Oekraïne van de imperiale theologie van de Russisch-Orthodoxe kerk (Patriarchaat van Moskou), die oorlog, verovering en Russische suprematie heeft geheiligd.
Oekraïense christenen staan niet alleen. De oorlog heeft een wereldwijde oecumenische solidariteitsbeweging op gang gebracht. Kerken in Europa, Noord-Amerika en daarbuiten zien de strijd van Oekraïne als een test van geloof, vrijheid en waarheid. Gebedswakes, humanitaire hulp, theologische verklaringen en publieke belangenbehartiging zijn allemaal uitingen van deze door geloof gevoede solidariteit.
Volgende week zal ik manieren delen waarop we deze solidariteit kunnen tonen, met speciale aandacht voor zondag 24 augustus, de Oekraïense Onafhankelijkheidsdag, voor een Wereldwijde Dag van Solidariteit met het Oekraïense volk overal ter wereld.
Tot volgende week,