Drie politici, een Fransman, een Duitser en een Italiaan, liepen de kloosterkapel binnen, knielden bij het altaar en begonnen vurig te bidden voor de toekomst van Europa.
Dit klinkt misschien als het begin van een mop, maar de drie mannen waren nooit eerder in hun leven zo serieus geweest. Dit weekeinde was het precies zeventig jaar geleden dat het gebed van de politici het begin markeerde van zeven decennia van vrede in Europa. Een ongekend lange periode.
Robert Schuman, Kondrad Adenauer en Alcide de Gasperi waren op weg naar Parijs om het verdrag te ondertekenen dat de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) voorbracht, en die uiteindelijk leidde tot de Europese Unie. Alle drie waren ze devote gelovigen. Ze geloofden dat het Gods wil was dat Europa zou worden herbouwd op oude, evangelische waarheden en fundamenten. Zoals Schuman het uitdrukte, om een ‘gemeenschap van volken te worden die diep geworteld is in basale christelijke waarden’.
Het klooster was de beroemde abdij van Maria Laach, ten westen van de Rijn, waar die stroomt langs Koblenz, Neuwied en Andernach in de Eifelregio. Van daaruit reisden Schuman (de Franse minister van buitenlandse zaken), Adenauer (de eerste bondskanselier van West-Duitsland) en De Gasperi (de Italiaanse premier) naar Parijs. Daar, zo’n 500 kilometer naar het zuidwesten, vond op 18 april de ondertekeningsplechtigheid plaats met hun tegenhangers uit de Benelux.
Doodsbedreigingen
Maria Laach is een imposant, overgebleven voorbeeld van de elfde-eeuwse romaanse architectuur, met meerdere torens en kegelvormige koepeldaken. Konrad Adenauer had er in 1934 een toevlucht gevonden, nadat de nazi’s hem als burgemeester van Keulen hadden afgezet. Hij had geweigerd de hakenkruisvlaggen te laten wapperen op de bruggen over de Rijn in zijn stad. Bedreigd met de dood vluchtte hij naar Maria Laach. Dat ondanks nazisympathieën van een aantal monniken, inclusief de abt zelf.
Een van de rolmodellen in Schumans jeugd was de Benedictijner abt Bentzler van Maria Laach. Toen Schumans moeder in 1911 omkwam door een ongeval met op hol geslagen paarden, overwoog de jonge Schuman ‘de wereld achter zich te laten’ om zich aan het priesterschap te wijden. Zijn leven lang had hij een hang naar de kalme leefstijl van toewijding, overpeinzing en studie. Het advies van een vriend dat ‘les saints de l’avenir seront des saints en veston’ – de heiligen van de komende eeuw zullen heiligen in kostuum zijn – was voor Schuman een goddelijke aanmoediging om ‘liever atheïsten te helpen om te leven dan christenen om dood te gaan’. Hij ging rechten studeren en ging de politiek in.
De moderne Europese geschiedenis zou er heel anders hebben kunnen uitzien als Schuman toen had besloten zich, bijvoorbeeld, bij de monniken van Maria Laach te voegen. In plaats daarvan waren hij en zijn twee mede-politici geïnspireerd geraakt door het sociale onderwijs van de kerk. En dat leidde tot een zoektocht naar een pad van vrede voor een Europa dat na de oorlog leed aan een ernstige posttraumatische stressstoornis. Een Europa dat uit elkaar was gerukt door haat, geweld, bedrog en verbittering. Zij waren tot het inzicht gekomen dat de enige weg van vooruitgang lag in vergeving en verzoening, wederzijds vertrouwen, aansprakelijkheid en samenwerking. En in de keus voor het algemeen welzijn van allen, gebaseerd op de erkenning dat alle mensen Gods beeld weerspiegelen en gelijk staan tegenover hun Maker.
Dat begrip gaf hen de moed om de lange weg naar Europese integratie in te slaan. Mede-christendemocraten voorzagen in de meeste steun voor dit ontluikende integratieproces, onder sterke aanmoediging van het Vaticaan en het rooms-katholieke lekendom.
Gemeenschappelijkheid
Godsdienst wordt vaak ontkend als een belangrijke factor in het integratieproces. Onderzoek toont echter aan dat de elites in de rooms-katholieke landen (los van hun onderlinge verwantschap) de sterkste steun voor integratie betrachten, gevolgd door hen in de orthodoxe landen, gevolgd door hen in de ‘gemixte’ landen. De bovenlagen in de protestantse landen gelden als de meest sceptische.
Aan de andere kant hebben protestanten en de landen met een protestantse achtergrond aanhoudend overdracht van soevereiniteit aan federale instituties tegengewerkt. Groot-Brittannië, Denemarken, Zweden en Finland waren allemaal laatkomers in de EU, terwijl Noorwegen, Zwitserland en IJsland nooit lid zijn geworden. Reguliere protestantse kerken hebben weinig enthousiasme laten blijken voor wat werd beschouwd als een ‘katholiek project’, tot na het Tweede Vaticaanse Concilie (1962-’65). Protestanten hadden vaak het gevoel dat integratie zou betekenen dat ze de vrijheid van aanbidding zouden moeten opgeven. Een vrijheid waarvoor hun voorvaderen tegen de rooms-katholieke strijdkrachten hadden gevochten. Anderen vergeleken Rome met Babylon, de paus met de antichrist en Brussel met het beest uit Openbaring.
Met de secularisatie van Europa hebben rooms-katholieken en protestanten veel van hun gemeenschappelijkheid herontdekt. Zelfs dat Luther het bij het rechte eind had met zijn doctrine van rechtvaardiging. Vandaag ontmoeten vertegenwoordigers van beide kerken elkaar geregeld voor een officiële dialoog met officials van de Europese Commissie. Ook vertegenwoordigers van de evangelische beweging lobbyen in Brussel al bijna dertig jaar voor godsdienstvrijheid en andere onderwerpen.
Het besef dat het ‘liefhebben van je naaste’ een vereiste is bij het kiezen voor het algemeen welzijn van allen over de eigen landsgrenzen heen, groeit ook in evangelische kringen. Secularisten mogen het moeilijk vinden om te erkennen, maar de godsdienstige achtergronden van de Europese landen blijven een sterke factor voor het integratieproces, dat zeventig jaar geleden begon met de drie mannen in een gebedsretraite.
P.S. Doe mee op vrijdag @ Bible for Dummies
Tot volgende week,