En wij dan?

oktober 11, 2025

We leven in verwarrende tijden. Soms is het moeilijk om te weten wie of wat we moeten geloven. Jezus waarschuwde ons dat er valse messiassen en valse profeten zouden verschijnen die grote tekenen en wonderen zouden verrichten om zelfs de uitverkorenen te misleiden.

De opkomst van politici, van Amerika tot Rusland, die beweren christelijke waarden en vrede te verdedigen, maar haat en verdeeldheid prediken, polariseert gezinnen, kerken en gemeenschappen, zelfs ver buiten hun eigen land. Ze worden gedreven door zelfverheerlijking, zelfverrijking, wraakzucht en minachting voor de waarheid, de mensenrechten, de rechtsstaat, de vrijheid van meningsuiting en van geweten, maar hun woorden en daden zijn in tegenspraak met het Grote Gebod om God en de naaste (inclusief vijanden) lief te hebben.

Het is zowel ontnuchterend als leerzaam om eens stil te staan bij de ervaringen van Duitse christenen in de jaren dertig van de vorige eeuw – toen er in een tijd van verwarring en chaos een sterke man opstond die beloofde hun natie weer groot te maken. 

De vernedering van het Verdrag van Versailles na de Eerste Wereldoorlog, de economische chaos en hyperinflatie van de depressie, de morele en sociale onrust in de Weimarrepubliek en de angst voor een communistische revolutie zorgden ervoor dat het Duitse volk klaar was om een redder te verwelkomen die ‘stabiliteit, waardigheid en orde’ beloofde. 

Ze hadden geen idee dat ze in 1933 bezig waren een tirannie te zegenen. Ze dachten dat ze het geloof, het gezin en de natie tegen chaos verdedigden. De beloften van deze man klonken bijna bijbels: eenheid, kracht, vernieuwing, geloof in de voorzienigheid, moreel herstel! Hij sprak over ‘positief christendom’, over het beschermen van de Duitse ziel tegen atheïsme en moreel verval.

Militant atheïsme en revolutionair socialisme vormden een bedreiging vanuit het oosten. Voor velen leek het bolsjewisme zoiets als de antichrist. Veel christenen verwelkomden deze ‘sterke man’ die de natie zou herbouwen en de vijanden van de orde het zwijgen zou opleggen. Het nationaalsocialisme werd gepresenteerd als een moreel bolwerk tegen het communisme – een verdediging van de ‘christelijke beschaving’.

De jaren 1930-1933 werden gekenmerkt door hoop en enthousiasme. In 1932 vormde zich binnen de Lutherse Kerk een pro-nazifractie die zichzelf de Deutsche Christen (de ‘Duitse christenen’) noemden. Zij steunden deze man enthousiast als ‘door God gezonden’. Zij verwierpen het Oude Testament als ‘te joods’ en propageerden een ‘Arische Jezus’. Zij omarmden een racistische interpretatie van het christendom en de slogan: ‘De swastika op onze borst, het kruis in ons hart’.

Angst en intimidatie

Deze Deutsche Christen kregen in 1933-1934 de macht binnen veel kerken. Angst en intimidatie zorgden ervoor dat veel geestelijken zich conformeerden. De nazi-ideologie doopte etniciteit. Het arische ras werd als heilig beschouwd. ‘Bloed en bodem’ werd een geloofsbelijdenis.

In januari 1933 werd deze ‘Führer’ rijkskanselier. Twee maanden later gaf de Rijksdagbrand hem het excuus om dictatoriale bevoegdheden uit te oefenen. Toen de Führer later een concordaat met het Vaticaan ondertekende, maakten protestanten zichzelf wijs dat het regime nog steeds het christendom steunde. 

In september werd de Duitse Evangelische (Lutherse) Kerk officieel ‘gecoördineerd’ in het nazi-systeem, waarbij de loyale Ludwig Müller tot rijksbisschop werd benoemd. Er werden dankdiensten gehouden voor dit ‘nieuwe tijdperk’. Slechts enkele eenzame stemmen, waaronder Karl Barth en Dietrich Bonhoeffer, waarschuwden dat ‘de kerk naast Christus geen andere Führer kan hebben’.

In de jaren 1934-1936 was er zowel verdeeldheid als ontkenning in de kerk. Barth stelde de Verklaring van Barmen op. Deze werd aangenomen door predikanten die zich verzetten tegen staatscontrole en die vervolgens de Bekennende Kirche (Belijdende Kerk) vormden: “Wij verwerpen de valse leer dat de kerk een andere heerschappij dan die van Jezus Christus zou kunnen erkennen.” 

In 1935 stortte de Rijkskerk onder Müller in verwarring in elkaar. De Führer werd had geen geduld meer met de kerkpolitiek. Toen Barth weigerde trouw te zweren aan de Führer, werd hij ontslagen uit zijn professoraat in Bonn en naar Zwitserland verbannen. Martin Niemöller richtte de Pfarrernotbund op,  een noodbond voor voorgangers, om de onafhankelijkheid van de kerk te verdedigen.

Nadat het Ministerie van Kerkelijke Zaken was opgericht om de religie te controleren, begonnen velen te beseffen dat het regime niet christelijk was, maar heidens, racistisch en totalitair. Toen de Bekennende Kirche protesteerde tegen de racistische ideologie en de schendingen van de christelijke vrijheid, gaf de Führer opdracht tot razzia’s door de Gestapo en sloot hij seminaries.

Kostbaar discipelschap

Bonhoeffer startte een ondergronds seminarie in Finkenwalde, waar hij predikanten opleidde voor ‘kostbaar discipelschap’. Terwijl een kleine minderheid van christelijke leiders haar verzet versterkte, bleef de meerderheid stil of volgzaam.

In de jaren 1937-1938 werd de Bekennende Kirche illegaal verklaard. De vervolging en angst namen toe. Niemöller werd gearresteerd en samen met vele andere predikanten gevangengezet.

Toen, in de nacht van 9 november 1938, werden tijdens de beruchte Kristallnacht joodse synagogen en bedrijven geplunderd en vernield. Deze pogrom was de oorlogsverklaring van de Führer aan de joden. Bijna alle kerkleiders bleven stil, uit angst voor represailles of omdat ze antisemitische opvattingen deelden. Opnieuw was Bonhoeffer een van de weinigen die zich uitsprak en zei dat de kerk ‘niet alleen de slachtoffers moest verbinden, maar het wiel zelf moest blokkeren’.

Zelfs toen in september 1939 de oorlog uitbrak, schaarden de kerken zich aanvankelijk achter de troepen en boden ze zegeningen en gebeden voor de overwinning. Predikanten predikten gehoorzaamheid aan het staatsgezag (Romeinen 13), zelfs toen de vervolging van Joden steeds heviger werd. In 1941, toen de Endlösung in gang was gezet, kwam er bijna geen protest van de kerken. Er heerste stilte. Minder dan één procent verzette zich actief tegen het regime, want je riskeerde daarmee gevangenisstraf en de dood. 

Na 1945 spraken veel kerkleiders hun diepe berouw uit over hun stilzwijgen en medeplichtigheid, omdat ze beseften dat ze nationalisme hadden verward met christendom. Het lange, pijnlijke proces van Vergangenheitsbewältigung (“het verwerken van het verleden”) begon binnen de Duitse kerken.

Overweging: Hoe zouden wij hebben gereageerd als wij in hun schoenen hadden gestaan? Staan wij misschien wel in hun schoenen (zoals in 1933)? Zo ja, hoe reageren wij dan nu?

Deze week sprak ik met Ineta Lansdowne over haar werk als gids in het Museum van de Bezetting in Riga, Letland. Sinds de Russische invasie van Oekraïne en de opkomst van het autoritarisme in Amerika stemmen de lessen van dit museum tot nadenken. [Bekijk het hier.]

Tot volgende week,




Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *