Ouder worden confronteert ons met vragen die we vaak negeren als we jong, gezond en actief zijn.
Vragen over hoe God ons en onze dierbaren kan laten lijden; over waarom hij onze gebeden om genezing niet altijd beantwoordt; over waarom, als hij almachtig, alwetend en absoluut liefdevol is, hij niet zomaar tussenbeide komt om onze rommel op te ruimen.
Vooral degenen onder ons die ons volwassen leven hebben doorgebracht in een beweging genaamd Youth With A Mission, moeten stoppen met leven in ontkenning en accepteren dat onze lichamen niet meer zijn wat ze vroeger waren en niet meer kunnen doen wat ze vroeger deden.
Jaren geleden besloten sommigen van ons, voorheen betrokken bij het Europese leiderschapsteam van YWAM, zich jaarlijks samen terug te trekken om elkaar aan te moedigen sterk te eindigen. Terwijl u dit Weekly Word leest, verzamelen de meesten van ons zich in de buurt van Genève in Zwitserland, terwijl anderen via zoom meedoen en niet kunnen reizen vanwege fysieke zwakte.
We noemen onszelf het Caleb Forum en denken eraan dat Caleb vijfentachtig jaar oud was toen hij zich ertoe zette een berg op te eisen als zijn erfenis in het Beloofde Land (Joz. 14:12). We zijn vooral een groep van halverwege de zeventig geworden, of wat jonger of ouder. Enkelen van ons lijden aan Parkinson; een van ons is onlangs vanwege de ziekte ‘tot glorie gepromoveerd’; Anderen hebben geworsteld met kanker, verlies van gezichtsvermogen, gezinsproblemen, hartafwijkingen, versleten knieën… zaken waar velen in onze leeftijdsgroep dagelijks mee te maken hebben.
De grote vraag
De grote vraag waar we allemaal mee te maken hebben heeft een naam: theodicee – hoe we de goedheid van God kunnen verzoenen met het bestaan van het kwaad. Als je niet in een God van liefde gelooft, is er natuurlijk geen probleem met pijn of lijden. Dat gebeurt nou eenmaal. Waarom zouden slechte dingen ons verrassen of van streek maken?
Maar dat werpt een ander probleem op: het probleem van goedheid. Als we een goede God afwijzen, waar komt dan ons concept van goedheid vandaan? Toch hebben we allemaal een intuïtief gevoel van goedheid, ook al kunnen we het niet definiëren. Probeer je maar eens een samenleving voor te stellen zonder enig gevoel van ‘goedheid’ om gedrag te sturen.
De psalmisten worstelden bijvoorbeeld met de theodicee in Psalm 13, 22, 44 en 88 in hun directe, eerlijke, zelfs beschuldigende gesprek met God. In de Hebreeuwse literatuur zitten veel klaagzangen die zich bezighouden met het lijden in de Joodse geschiedenis.
Is er een relevanter gebed dan dat van Habakuk (1:2-4) als we bidden voor Oekraïne als reactie op de Russische agressie?
Hoe lang, Heer, moet ik om hulp roepen, maar u luistert niet?
Of roepen: “Geweld!” maar u redt niet?
Waarom laat u mij naar onrecht kijken? Waarom tolereert u wangedrag?
Ik zie vernietiging en geweld; er is strijd en er is veel conflict.
Daarom is de wet verlamd en wint het recht niet.
De goddelozen omringen de rechtvaardigen, zodat het recht wordt verdraaid.
Onze gids in onze discussies deze week was een veertigjarige moeder van twee kinderen, die ook Anglicaans priester is en getrouwd met een andere Anglicaanse priester. Tish Harrison-Warren heeft zelf twee miskramen, depressies, angst en duisternis ondergaan. Zij graaft diep in de kerktraditie en de christelijke literatuur om de kwestie van menselijke kwetsbaarheid en goddelijke voorzienigheid te onderzoeken. Ze heeft haar gedachten gedeeld in een boek dat een devotionele klassieker belooft te worden: Prayer in the Night (IVP, 2021). Het boek is geschreven in tot nadenken stemmend, creatief proza en combineert traditionele inzichten met hedendaagse toepassing, theologische orthodoxie met persoonlijke anekdote.
Mysterie
Voor Harrison-Warren is theodicee ‘een existentieel mesdengevecht tussen de realiteit van onze eigen bevende kwetsbaarheid en onze hoop op een God die je kan vertrouwen.’ Het is een probleem zonder antwoord, een mysterie dat moet worden doorstaan. Iets dat echt een mysterie is, roept dingen op die fundamenteel buiten ons bereik liggen, schrijft ze, een ontmoeting met een ondoorgrondelijke realiteit.
De kerk heeft deze paradox altijd gekend, erkent ze, maar heeft er geen oplossing voor bedacht maar het mysterie laten voortbestaan. In het verhaal van de verlossing komt God binnen in onze kwetsbaarheid. Hij verhindert niet dat zelfs hemzelf – als de Godmens – slechte dingen overkomen.
Het boek onderzoekt het nachtelijke gebed Compline ( de Completen van de oude kerk) uit het Anglicaanse Book of Common Prayer, dat tot God spreekt in de duisternis van angst en kwetsbaarheid, in twijfel en desillusie. Harrison-Warren vertelt over een tijd waarin God haar, toen zij zelfs als priester niet meer kon bidden, opnieuw leerde bidden door middel van het eeuwenoude instrument van de liturgische gebeden.
‘Als we de gebeden bidden die de kerk ons heeft gegeven – de gebeden van de psalmdichters en de heiligen, het Onze Vader, het RK en Anglicaans Dagelijks Officie – bidden, dan bidden we dieper dan we kunnen weten, geloven of zelf kunnen bedenken’.
Terwijl we in onze lounge in Zwitserland zaten te praten vanuit persoonlijke kwetsbaarheid over de realiteit van het ouder worden, werden we herhaaldelijk getroost door de ontmoetingen van de auteur met de leerstellingen van de kerk ‘niet als handige pillen tegen de pijn, maar als een licht in de duisternis’, als ‘goed nieuws’.
Het christendom geeft ons geen beknopte verklaring voor kwetsbaarheid, verlies of pijn, legt Harrison-Warren uit. Maar het geeft ons een verhaal, een verhaal van een God die onze kwetsbaarheid binnendringt.
Tot volgende week,