Tijdens een familiebezoek vorige week werd ik meegenomen naar de stad die duizend jaar geleden de grootste en meest gecultiveerde stad van Europa (volgens sommigen de wereld) was. Niet Rome, noch Londen, noch Parijs – maar Cordoba, in Zuid-Spanje.
De stad, die rond de eeuwwisseling naar schatting 450.000 inwoners telde, kon bogen op indrukwekkende paleizen en moskeeën en produceerde geweven zijde en verfijnde brokaten, lederwaren en juwelen die in heel Europa gretig aftrek vonden en tot in het Oosten bekend waren.
Rond de tijd dat Willibrord en Bonifatius het christendom aan de Friezen en Saksen introduceerden, begonnen pas bekeerde moslim Berbers vanuit Noord-Afrika de Straat van Gibraltar over te steken op rooftochten die escaleerden tot een regelrechte invasie en verovering van de Visigotische bevolking in 711. (Twee decennia later staken islamitische troepen de Pyreneeën over naar Gallië, waar zij in 732 door de Franken werden verslagen, in wat sommigen zien als het verijdelen van de islamitische verovering van Europa en anderen als een overdramatiseerde rooftocht).
De Visigoten waren zelf invallers en veroveraars geweest, afkomstig uit de buurt van de Zwarte Zee. Zij trokken westwaarts langs de oevers van de Middellandse Zee, plunderden onderweg in 410 Rome en vestigden zich uiteindelijk onder de Hispaniërs op het Iberisch schiereiland. Onderweg hadden zij het Ariaanse geloof opgepikt, een vorm van unitarisme die ervan uitging dat Christus een geschapen wezen was, en die op het concilie van Nicea in 325 tot ketterij was verklaard.
Tientallen jaren nadat de christelijke keizer Justinianus de basiliek van de Hagia Sophia (537), die nu nog in Constantinopel (Istanbul) staat, had voltooid, bouwden de Visigoten de basiliek van San Vincent in Cordoba, de hoofdstad van de Romeinse provincie sinds 150 v. Chr. Vóór het einde van de eeuw hadden zij het katholicisme omarmd en dus ook de orthodoxe leer dat Christus “consubstantieel met de Vader” is.
Oase
Na de verovering door de moslims in het begin van de achtste eeuw werd het gebied van de basiliek door beide geloofsgemeenschappen gedeeld. Later die eeuw bouwde Abd-al-Rahman I een mezquita (moskee) die de Visigotische basiliek omsloot, waardoor de christenen werden aangemoedigd hun erediensten elders te houden. De fundamenten van de oorspronkelijke basiliek zijn nog te zien onder de vloer van de moskee. Vandaag is er metselwerk uit deze periode te zien, waaronder een marmeren gedenkplaat met het christelijke Chi-Rho-symbool.
Dit prachtige bouwwerk zou de trots van deze wereldstad worden. In de loop van de volgende 150 jaar werd de mezquita driemaal vergroot, waardoor één doorlopende vloer ontstond, bebost met 856 zuilen van marmer, graniet, jaspis en andere uit vele bronnen afkomstige stenen. Het geheel vormt een vierkant van 24.000 vierkante meter; dat is 2,4 hectare of 10 acres. Stelt u zich twee en een half voetbalveld voor, of de grootte van Sint-Pieters in Rome. Bij dit gebied komt nog de voormalige islamitische ablijtuin-patio, die in christelijke tijden is omgebouwd tot een rustgevende binnenplaats met sinaasappelbomen, waarbij de rijen bomen de lijnen van de zuilen binnenshuis voortzetten.
De unieke constructie met dubbele bogen toont de invloed van de Romeinse aquaducten en bogen, en van de Byzantijnse architectuur, zoals te zien in de basiliek van San Vitale in Ravenna uit de 6e eeuw en de Palantijnse kapel van Karel de Grote in Aken. Het afwisselende patroon van roze baksteen en witte steen van de dubbele bogen creëert een betoverend effect van een sierlijk hemels gewelf, dat de gelovige verder lokt in wat kan worden voorgesteld als een oase van palmbomen. Transparantie en lichtheid worden gecreëerd door de ruimte tussen de bovenste bogen, die halfrond zijn in Romeinse stijl, overgoten met oosterse hoefijzervormen.
Het middelpunt van het gebed in een moskee is de mihrab, gewoonlijk op het punt dat het dichtst bij Mekka ligt. Deze mihrab bevindt zich echter aan de zuidkant, niet zuidoost-zuid in de richting van Mekka, waarschijnlijk omdat het bouwwerk over een christelijke kerk heen is gebouwd. Een werkelijk rijkelijk versierde hoefijzerboog lijkt licht en energie uit te stralen met zijn mozaïeken, gemaakt door kunstenaars die door de Byzantijnse christelijke keizer waren gestuurd als gebaar van goede wil.
Ongerijmdheid
De originaliteit en de veelzijdige schoonheid van het uitgestrekte bouwwerk hebben het respect van latere veroveraars afgedwongen en het voortbestaan ervan gegarandeerd. In onze tijd is de moskee-kathedraal door de UNESCO erkend als werelderfgoed.
Toen de christelijke troepen de stad in de dertiende eeuw veroverden, werd begonnen met de verbouwing van delen van de moskee tot een kathedraal met gotische kenmerken. Uiteindelijk kwamen de koepel, het koor en het schip van het christelijke bouwwerk boven de eeuwenoude daklijn uit, waardoor men van bovenaf de indruk kreeg van een verzonken kathedraal. Als men van de oorspronkelijke delen met dubbele bogen naar het traditionele katholieke koorgestoelte en altaarruimte stapt, waar nog steeds de dagelijkse mis wordt opgedragen, voelt men een ongerijmdheid. Bij zijn enige bezoek aan Cordoba, kort na zijn huwelijk in Sevilla, stak de Heilige Roomse keizer Karel V zijn teleurstelling over de architectonische inmenging niet onder stoelen of banken: “U hebt iets vernietigd dat uniek was in de wereld”.
Oordeelt u zelf. Mijn hier bijgevoegde foto’s kunnen slechts een glimp opvangen van de rijke schoonheid die in dertien eeuwen bewaard is gebleven van een heiligdom dat vandaag getuigt van de eb en vloed van geloofsuitingen in ons continent. (Dubbelklikken om te vergroten).
Tot volgende week!