Dit weekend verkent de serie Geloof in Mokum de zogenaamde ‘Gouden Eeuw’ van Amsterdam – een tijd waarin geloof een centrale rol speelde in het maken van de stad tot wereldleider in de 17e eeuw.
Spoiler: geloof beïnvloedde vrijwel alles.
De opkomst van Amsterdam was geworteld in het reformatorische wereldbeeld dat werd omarmd tijdens de Alteratie op 26 mei 1578. Die dag werd het oude katholieke leiderschap van de stad afgezet en in boten weggevoerd, wat een dramatische verschuiving in het spirituele en maatschappelijke leven markeerde.
De centrale overtuiging: Gods soevereiniteit strekt zich uit over het hele leven – niet alleen kerk en gezin, maar ook handel, politiek en cultuur. Dit verbrak de middeleeuwse scheiding tussen sacraal en seculier en bevestigde dat elke roeping heilig was als deze in dienst van God werd uitgevoerd.
Het geloof in de waardigheid van elk individu en in een morele scheppingsorde maakte Amsterdam tot de ‘schoot van de moderne wereld’. Hieruit ontstonden de ideeën van individuele vrijheid, stedelijk pluralisme, modern kapitalisme en wereldhandel.
Respect voor individuele waardigheid leidde tot de vrijheid van geweten, gedachte en meningsuiting. Hervormers zoals Johannes Calvijn betoogden dat geloof vrijwillig moet zijn – het geweten moet vrij zijn om te reageren op God. Dit principe moedigde een – onvolmaakte maar blijvende – toewijding aan de vrijheid van geloof en godsdienst aan. Zulke vrijheden waren geen seculiere toevalligheden. Ze ontsprongen aan de diepe theologische fundamenten van de Reformatie, die morele legitimiteit en structurele samenhang verleende aan de instellingen en ambities van de stad.
Handel, financiën en vakmanschap draaiden niet langer alleen om overleven of rijkdom. Ze werden roepingen, rentmeesterschappen van goddelijk vertrouwen, en inspireerden een gedisciplineerde, ijverige en moreel serieuze economische cultuur die het commerciële succes van Amsterdam aanwakkerde.
‘Vlucht’ haven
Amsterdam werd een toevluchtsoord voor Joden die de Iberische vervolging ontvluchtten, voor wederdopers, lutheranen, hugenoten en anderen die in een groot deel van Europa niet welkom waren. Dit theologische respect voor het geweten bevorderde een pluralistische samenleving die religieuze minderheden beschermde en tegelijkertijd een gedeelde morele basis behield.
Als alle gelovigen de Schrift zouden lezen en interpreteren, dan was openlijk debat niet alleen toegestaan, maar zelfs essentieel. Amsterdam werd bekend als ‘de boekhandel van de wereld’. De drukpersen publiceerden theologische werken, politieke pamfletten en wetenschappelijke teksten, waardoor het een centrum van het Europese intellectuele leven werd. Deze intellectuele energie was geen rebellie tegen het geloof, maar een gevolg ervan. Waarheid werd gezien als Gods domein, en het nastreven ervan – in theologie, recht of wetenschap – was een heilige plicht.
De gereformeerde verbondstheologie gaf een diepere betekenis aan de vrijheid van vereniging. Het ging niet om ongecontroleerd individualisme, maar om een leven in samenwerking onder God.
Voortbouwend op Bijbelse modellen zagen gereformeerde denkers de samenleving als een netwerk van verbonden – wederzijdse overeenkomsten onder goddelijk gezag. Dit inspireerde nieuwe vormen van politieke verantwoording, burgerparticipatie en institutioneel vertrouwen. Gilden, handelsverenigingen en raden werden verbondsgemeenschappen, verbonden door gedeelde verantwoordelijkheden en morele verplichtingen.
Zelfs het wereldwijde bereik van Amsterdam – haar handelsnetwerken en koloniale ondernemingen – werd gevormd door theologie. De leer van de voorzienigheid leerde dat God de wereld in wijsheid bestuurt en dat mensen geroepen zijn om die te verkennen en te beheren. Dit inspireerde een protestantse ethiek van verkenning, risicobereidheid en betrokkenheid bij de wereld. Handelsroutes naar Azië, Afrika en Amerika werden niet alleen gezien als economische ondernemingen, maar ook als onderdeel van een goddelijke opdracht om de aarde te vullen en te beheren.
Hoewel de erfenis van het kolonialisme kritisch onderzoek verdient, was de oorspronkelijke impuls geworteld in een geloof in de door God gegeven waarde van de wereld en de verantwoordelijkheid van de mensheid daarin.
Blindevlekken
Slavernij vormde echter de grootste anomalie in dit beeld van bloei en welzijn. In de 17e eeuw boden Nederlandse kerkleiders – met name binnen de Nederduitse Gereformeerde Kerk– verschillende theologische, morele en pragmatische rechtvaardigingen voor de slavenhandel, vaak in lijn met de bredere Europese christelijke rationalisaties van die tijd. Hun redenering werd gevormd door een mix van religieuze ideologie, economische belangen en heersende sociale normen.
We zullen morgen in de sessie de blinde vlekken van Nederlandse christenen bespreken en ons afvragen waar onze eigen blinde vlekken zich bevinden met betrekking tot rechtvaardigheidsvraagstukken.
Ondanks deze flagrante tegenstrijdigheid werd Amsterdam halverwege de 17e eeuw algemeen beschouwd als de meest geavanceerde stad ter wereld. De multi-etnische, multireligieuze bevolking genoot het hoogste inkomen per hoofd van de bevolking van Europa. Het had ’s werelds drukste haven, de meest geavanceerde bank- en verzekeringssystemen, de grootste uitgeverij en toonaangevend onderzoek in optica, geneeskunde, botanie en astronomie.
Amsterdam werd een nieuw beschavingsmodel – gebaseerd op rede, handel, tolerantie en zelfbestuur. De moderne vrijheden van Amsterdam vormden geen breuk met het christelijk geloof – ze waren een bloei van geloof. De commerciële energie, politieke tolerantie en culturele creativiteit waren geworteld in een theologische visie: God heerst over alles; ieder mens draagt Zijn beeld; en elk aspect van het leven is geladen met een goddelijk doel.
Wat gebeurt er echter wanneer die vrijheden losgekoppeld raken van hun geloofsfundamenten?
Dat is de focus van het volgende Geloof in Mokum-evenement op 29 juni, dat de 18e eeuw verkent.


Tot volgende week,