Deze week is het een jaar geleden dat een bundel verscheen met de titel Is God a populist? Het was bedoeld om onder christelijke leiders het gesprek op gang te brengen over het politieke fenomeen dat populisme heet.
Het boek, een initiatief van de Noorse, christelijke denktank Skaperkraft, bevat bijdragen van experts uit heel Europa. Ze willen christenen aansporen om na te denken over hoe populisten in een behoefte lijken te voorzien wanneer ze het over de christelijke erfenis van Europa hebben. Wat heeft geleid tot de situatie waarin populistische partijen deelnemen in een derde van de drieëndertig Europese regeringen, gesteund door 26,8 procent van de Europese stemmen in 2018?
In een webinar dat ik afgelopen week moest overzien, namen we het boek opnieuw in behandeling, samen met redacteur Susan Kerr (in Luxemburg) en Christel Ngnambi (een van de schrijvers, in Brussel). Hoogleraar theologie Evert van de Poll was in Zuid-Frankrijk van de partij.
Allereerst herinnerden we ons eraan dat het glibberige concept van het populisme een ‘tweesnijdend zwaard’ is, zoals Susan in haar introductie schreef. Aan de ene kant kunnen populisten deelname aan de democratie aanmoedigen, zoals in de Amerikaanse burgerrechtenbeweging, aan de andere kant kunnen ze de democratie kapot maken, zoals in Venezuela. Populisme kan politiek rechts of links georiënteerd zijn. Algemene karaktertrekken zijn hoe dan ook een tegenstelling creëren tussen ‘wij’ en ‘zij’, tussen het ‘volk’ en ‘de elite’. Ze beschuldigen zondebokken in zowel de eigen cultuur – zoals de overheid, ‘Brussel’ of ‘de experts’ -, als van buiten – zoals vluchtelingen, nieuwkomers en buitenlandse werkkrachten.
Maar toen de pandemie uitbrak en het belang van experts in Europa breed werd onderkend, werden stemmen gehoord dat daarmee het einde van het populisme nabij was. De steun van de Europese stemmers zou immers van de anti-elite uitersten terug schuiven naar de reguliere partijen.
Te vroeg?
Evert merkte evenwel op dat het nog te vroeg is voor de begrafenisrituelen voor het populisme. De pandemie lijkt in verschillende landen te hebben gezorgd voor afnemende steun voor populistische partijen en terugkeer naar het meer vertrouwde politieke midden, maar in andere landen heeft het populistische leiders in staat gesteld om noodmatregelen te nemen zonder enige toezegging aangaande terugkeer naar de normale toestand.
Everts inschatting is dat veel op de ‘elites’ gerichte boosheid ondergronds is gegaan. Een onderdrukte wrok als gevolg van de hantering van de pandemie kan eenvoudig opnieuw tot een uitbarsting komen en zich uiten in de opkomst van nieuwe anti-elite partijen. ‘Zij’ hebben dit niet goed aangepakt en maken zich niet druk over ‘ons’, is het onuitgesproken sentiment vreest hij.
Susan was het ermee eens dat rond de ondergang van het populisme veelal meespeelt dat de wens de vader van de gedachte is. De realiteit is echter dat grondoorzaken van het populisme nog steeds niet besproken zijn. Globalisering, veranderingen in de Europese sociale fabriek, de inkrimping van de traditionele productiesector en daarmee van banen, de gevolgen van bezuinigingsmaatregelen, het voortgaande onderwerp van de migratie, toegenomen overheidstoezicht, geringe economische groei, toenemende ongelijkheid en het gevoel niet gehoord te worden. En daar nog bij de sociale en economische druk veroorzaakt door de lockdown; ze blijven potentiële oorzaken voor sociale frustratie en nieuwe populistische uitbarstingen.
Christel somde de maatregelen op die tegenover ‘Europese waarden’ staan: gesloten grenzen en wankelende solidariteit tussen EU-lidstaten, de terugkeer van ‘de staat’, angst voor buitenstaanders die meedingen naar onze banen en dragers zijn van het virus, en het bezigen van oorlogstaal (zoals in Frankrijk) bij het verslaan van het virus. Al deze factoren kunnen de opkomst van het populisme voeden, tenzij ze serieus tegemoet worden getreden.
Christelijk antwoord?
Dus hoe zouden christenen, evangelische christenen in het bijzonder, moeten antwoorden op populisme?
Evert haalde onderzoek aan waaruit blijkt dat anti-elite partijen die spreken over het verdedigen van traditionele christelijke waarden, aantrekkingkracht hebben op niet-praktiserende rooms-katholieken. Dat terwijl hun praktiserende geloofsgenoten er veel minder toe neigen geloof te hechten aan dergelijke aanspraken.
Hoewel hierover studies onder Luthersen en andere protestanten en evangelischen ontbreken, bespeurt Van de Poll zelf een kloof tussen kerkleiders, die weerstand bieden tegen anti-elite partijen, en kerkgangers die waarschijnlijk wel op zulke partijen zouden stemmen, maar daar niet openlijk voor uitkomen.
Toch zouden kerken volgens hem veilige plaatsen moeten zijn voor discussie, een plek waar de zorgen van mensen gehoord kunnen worden. Mensen zouden moeten weten dat wanneer zij populistische ideeën uiten, ze niet gebrandmerkt worden. De kerk zou een plaats moeten zijn waar debat plaatsvindt. Veel christenen zijn teleurgesteld in wat de reguliere politieke partijen op het gebied van morele en ethische onderwerpen hebben aangeboden. Er is momenteel een ernstig gebrek aan debat, waarschuwde Evert.
Susan was het ermee eens dat christenen niet immuun zijn voor populistische aanspraken. De binaire taal en beeldspraak die door populisten worden gebruikt, lijken te resoneren met de Bijbel: licht en duister, goed en kwaad, materieel en spiritueel.
De kerk moet een hub zijn voor de gemeenschap, een plek om hoop aan te wakkeren. Susan refereerde aan de ‘meetstok’ van christelijke principes waarover ze in de samenvatting van het boek schreef als ‘zoeken naar het algemene belang, in plaats van sommigen als belangrijker dan anderen tegenover elkaar plaatsen.
Tot volgende week,