Publieke liefde

december 11, 2021

Stel je een wereld voor zonder liefde: waar het recht van de sterkste geldt, geld gerechtigheid overtroeft, onverschilligheid mededogen verdringt en wreedheid amusement verschaft; een wereld gevormd door de realpolitik van Machiavelli of het nihilisme van Nietzsche.

Sommige vooraanstaande intellectuelen vrezen dat we op weg zijn naar een wereld waarin de herinnering aan christelijke waarden vervaagt. Bekende figuren als Niall Ferguson, Roger Scruton, Douglas Murray, Jordan Peterson en Tom Holland – geen praktiserende christenen – hebben de afgelopen jaren hun angst geuit over het soort samenleving waar het secularisme op uitloopt.

Historicus Ferguson is gaan inzien ‘dat je een samenleving niet kunt baseren op atheïsme… (wat) vooral in zijn militante vormen, echt een zeer gevaarlijk metafysisch kader voor een samenleving is’. De grootste rampen waarmee we waarschijnlijk te maken hebben gehad, hadden eigenlijk te maken met totalitarisme, zei hij, want dat was de les van de 20e eeuw. Pandemieën toen veel mensen het leven gekost, maar het totalitarisme heeft er meer gedood.’

De conservatieve filosoof en cultureel christen Scruton had veel moeite om zelf te geloven, maar zag toch in dat het christendom in veel opzichten de ziel van de westerse beschaving was en dat het unieke christelijke concept van vergeving absoluut onmisbaar was voor het voortbestaan ​​ervan.

Murray, die zichzelf omschreef als ‘christelijke atheïst’, erkent dat de heiligheid van het menselijk leven een joods-christelijke notie is ‘die [de verdwijning van] joods-christelijke beschaving heel gemakkelijk niet zou kunnen overleven’.

Holland vertelde me in een Schuman Talk dat hij graag zou willen geloven, kwam na zijn studie van oude beschavingen tot de conclusie dat het christendom een ​zo volledige ​revolutie was dat zelfs de critici het alleen konden bestrijden met behulp van christelijke leringen.

Barmhartigheid werkt

De Nederlandse professor Govert Buijs, zelf een gelovige, maakt al meer dan tien jaar hetzelfde punt. Het christelijke concept van agapè-liefde, zegt hij, heeft een centrale, vormende rol gespeeld in de westerse cultuur, niet alleen in de privésfeer, maar evenzeer in het publieke domein. Liefde, is telkens een bron van inspiratie en sociale vernieuwing geweest in de ontwikkeling van de Europese beschaving. Impliciet of expliciet verwachten we nog steeds van de huidige sociale instituten dat ze de agapè moeten dienen, de mensen moeten dienen, zelfs wanneer de dynamiek van deze instellingen deze waarde tegenspreekt.

In de Schuman Talk van deze maand verwees hij naar een kunstwerk met zeven panelen, De zeven werken van barmhartigheid, geschilderd door zijn naamgenoot Cornelis Buys in 1504, dat nu in het Rijksmuseum in Amsterdam hangt. Deze zeven panelen, geschilderd tegen de achtergrond van Alkmaar, tonen de werken van barmhartigheid waarover Jezus sprak in Mattheüs 25: de hongerigen voeden, de dorstigen laven, de naakten kleden, de daklozen onderdak bieden, de zieken verzorgen, gevangenen bezoeken – plus een zevende die later is toegevoegd, de doden begraven. In elk van de panelen is een Jezus-figuur aanwezig (zoals hierboven omcirkeld in het detail van het zesde paneel: zieken verzorgen) die ons herinnert aan zijn woorden: ‘Omdat je dit hebt gedaan aan de minste van deze mijn broeders, heb je het aan mij gedaan’.

Govert legt uit dat het woord agapè was gemaakt door de vertalers van de Septuaginta toen ze geen gelijkwaardig Grieks woord konden vinden voor een Hebreeuws concept dat geworteld was in het verhaal, het verhaal van Gods verbondstrouw, van consequent het beste voor de ander kiezen.

Agapè-revolutie

In het Nieuwe Testament kwam dit begrip tot uiting in het veelvuldig gebruik van de uitdrukking ‘elkaar’. Dit woord werd het centrale idee van het Nieuwe Testament, waar zelfs wordt gesteld dat ‘God agapè is’. En deze agapè werd vlees en bloed in leven, dood en opstanding van Jezus. God had een concrete keuze voor mensen gemaakt, het lijden omarmd, een nieuwe toekomst voor de mensheid geopend en individuele mensen hersteld geschonken. Echo’s van deze liefde worden in veel culturen gevonden, verduidelijkte Buijs, maar is fundamenteel voor de christelijke traditie.

Govert zet vraagtekens bij het dominante drie-fasen verhaal van de Europese geschiedenis, dat begint met de Gouden Klassieke Tijd, gevolgd door de Donkere Middeleeuwen van het christendom, ‘hersteld’ door de Renaissance en Verlichting tot het moderne seculiere tijdperk.

De zogenaamde ‘donkere middeleeuwen’ hebben juist de geboorte van een agapè-revolutie gezien, die allerlei instellingen in het hart van de westerse samenleving hebben gevormd en beïnvloed. Daaronder valt o.a. het concept van vrijwillige samenwerking, het sociale middenveld of het maatschappelijk middenveld, die kloosters – zelf op vrijwillige samenwerking gebaseerde, agapè-gemeenschappen – pionierden als schuilplaatsen voor zieken, naakten, hongerigen, dorstigen, daklozen en vreemdelingen.

Dergelijke modellen groeiden uit tot de stadstaten van Noord-Italië en Noordwest-Europa, ruimtes van vrijheid, gelijkheid en waardigheid, die Erasmus later deed denken: Wat is een stad anders dan een groot klooster? Kloosters op basis van convenanten inspireerden ook Europese universiteiten, beroepsgilden en stedelijke samenwerkingsverbanden en droegen bij aan de ontwikkeling van democratie en gelijkheid voor vrouwen.

Govert stelt dat Europa’s huidige crises van economie, klimaatverandering en pandemie ons zouden kunnen opwekken om een ​​nieuwe agapè-revolutie te omarmen, met een economie van samenwerking in plaats van concurrentie, en gemeenschappen die echt op zoek zijn naar het algemeen welzijn voor iedereen.

Tot volgende week, 




Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *