Religie en politiek kunnen een giftige mix vormen, zoals we de afgelopen dagen helaas hebben gezien. Jonathan Sacks, de onlangs overleden opperrabbijn van het Britse Gemenebest, adviseerde ooit: “Meng religie en politiek niet. Als je religie en politiek mengt, krijg je vreselijke politiek en een nog slechtere religie.
En toch, tot zijn vroegtijdige dood enkele maanden geleden, was Sacks een van de leidende morele stemmen in Groot-Brittannië die consequent sociale, ethische en politieke kwesties aankaartte vanuit een bijbels kader. Hij bedoelde dus duidelijk niet dat geloof geen plaats had in het publieke domein. Noch dat gelovigen zich niet zouden mogen uitspreken over sociale en politieke kwesties.
Hoe religie en politiek zich precies tot elkaar verhouden blijft een onderwerp van verward denken in evangelische kringen aan beide zijden van de Atlantische Oceaan – met betrekking tot de recente presidentsverkiezingen, christelijk nationalisme, Brexit en in mindere mate de Europese Unie.
Sacks was zelf lid van een politieke instelling, het House of Lords, waarin hij zich soms als volgt over geloofskwesties uitsprak:
…de politisering van religie en het religieus interpreteren van politiek (…) door de geschiedenis heen, is een dodelijke combinatie geweest. Op den duur zal zij ons allen bedreigen, want in een tijdperk van globalisering is geen enkel land of cultuur een eiland.
Na de godsdienstoorlogen van de 16e en 17e eeuw ging een groep denkers, onder wie John Milton, Thomas Hobbes, John Locke en Benedictus Spinoza, bij elkaar zitten, herlazen de Bijbel en formuleerden enkele van de belangrijkste ideeën die ooit over staat en maatschappij zijn geformuleerd: het sociaal contract, de morele grenzen van de macht, de vrijheid van geweten, de leer van de tolerantie en het oorspronkelijke concept van de mensenrechten. Dit waren religieuze idealen, gebaseerd op de Bijbel, en dat is wat John F. Kennedy bedoelde toen hij in zijn inaugurele rede zei dat “dezelfde revolutionaire overtuigingen waarvoor onze voorouders vochten nog steeds in de hele wereld in het geding zijn – de overtuiging dat de rechten van de mens niet voortkomen uit de vrijgevigheid van de staat, maar uit de hand van God”.
Er moet een aantal beginselen zijn waarop wij ons kunnen beroepen en waaraan wij verantwoording kunnen afleggen, wil onze gemeenschappelijke menselijkheid onze religieuze verschillen overleven. Godsdienstvrijheid gaat over onze gemeenschappelijke menselijkheid, en we moeten ervoor vechten als we die niet willen verliezen. (House of Lords, 15.07.15)
Sacks bevestigde dat de Bijbel een centrale rol heeft gespeeld in zelfs het vormen van onze moderne politiek. Dus waarom zouden kerken of synagogen zich nooit mogen uitspreken over politieke kwesties?
Zouden geloofsleiders hun congregaties ooit moeten adviseren op wie, wat of welke partij te stemmen?
Sommige kerkelijke tradities hebben deze vraag meer doordacht dan andere. In zijn inleiding tot ” Evangelicals in the public square”, klaagt J. Budziszewski dat “hoewel de evangelischen reeds lang een rol spelen in het publieke domein, zij nooit een duidelijke, samenhangende christelijke visie hebben ontwikkeld op waar het in de politiek om gaat”. De evangelischen hebben de neiging “intuïtief” te zijn, vertrouwend op hun “geheiligd gezond verstand” maar wantrouwend tegenover het werk van het intellect, zoals Mark Noll opmerkt in The Scandal of the Evangelical Mind. Hoewel ze er misschien van overtuigd zijn dat Jezus de Heer is op elk gebied van het leven, inclusief het publieke domein (regering, onderwijs, media, zakenleven, sport…), neigen evangelischen ertoe om het geloof in individualistische termen te zien: ‘Als iedereen zich maar bekeerde, dan zou het publieke domein wel voor zichzelf zorgen…’
Zo blijven evangelisatie, persoonlijk discipelschap en kerkplanting meestal de focus van evangelische zending, en overschaduwt dat de bloei van het menselijk leven in al zijn aspecten, het herstel van Gods doelen voor de hele mensheid en heel zijn schepping, samengevat in dat ene Hebreeuwse woord: Shalom.
Terwijl missionaire denkers er terecht bij de kerk op aandringen om missionair te worden, ‘samen met God in de buurt’ in plaats van zich uitsluitend te richten op kerkgerichte programma’s, moeten we ook een stap verder gaan: naar ‘samen met God op het publieke plein’.
Gelukkig zijn er gidsen, vroeger en nu, om ons te helpen.
Abraham Kuyper, een man van zijn tijd, heeft ons nog veel perspectief te bieden voor onze tijd. Hij was zowel predikant als politicus – maar vermengde die twee niet. Hij stapte uit de ene rol om de andere op zich te nemen, gemotiveerd door zijn geloof. Hij leerde dat de kerk als instelling Gods verordeningen, zijn waarheid, zijn bedoelingen en zijn gerechtigheid moet verkondigen – maar niet uit haar roeping, opdracht en bevoegdheid mag treden door zich uit te spreken over specifiek politiek beleid of kandidaten. Echter, de kerk als het lichaam van Christus, uitgezonden als team of individueel in de wereld – inclusief het publieke plein – moest handelen en spreken als zout en licht binnen politieke partijen, vakbonden, beroepsverenigingen en onderwijsinstellingen om ‘Gods heilige verordeningen te herstellen in kerk en huis, in staat en school, ten voordele van de natie’.
Een hedendaagse gids is David Koyzis, met wie ik morgen zal spreken op de Schuman Talk van deze maand, over deze vragen van geloof en politiek. Woon ons live bij, of kijk later, op www.youtube.com (zoek naar Schuman Talks).
Tot volgende week,