Het verhaal is onbedwingbaar – ondanks alle pogingen om religie uit de ‘wintervakantie’ te bannen; niet afgeschrikt door de schrille beweringen van de ‘Nieuwe Atheïsten’ (kent u ze nog?) dat religie de wortel van alle kwaad is; en ongeacht de verminking van Sint Nicolaas tot de botte commerciële Kerstman.
Ook deze decembermaand duikt het onwaarschijnlijke verhaal van de geboorte in een stal in een verafgelegen, oude Romeinse provincie weer op, zoals elk jaar, en wekt opwinding en verwachting op bij kinderen en volwassenen over de hele wereld.
Volwassenen wonen met duizenden tegelijk een kooruitvoering van hoog niveau bij. Kinderen spelen het verhaal van Bethlehem na als engelen, herders, ezels en koningen. Het verhaal vertoont geen tekenen van uitsterven. Zelfs hier in de straten van Amsterdam ontluiken kerststallen op onwaarschijnlijke locaties – buiten cafés, in warenhuizen en in de rosse buurt.
Ondanks de verwerping door het Westen van de bewering dat de menswording van Jezus de centrale gebeurtenis in de geschiedenis van de aarde was, is de fascinatie voor het kindje Jezus voor alle leeftijden buitengewoon veerkrachtig. Onze kunstgalerijen zijn permanente monumenten voor het verhaal, waarvan Rembrandt misschien wel de meest volledige weergave biedt in etsen, tekeningen en schilderijen van de kerststal, de vlucht naar Egypte, de besnijdenis van het kind en andere scenario’s van de Heilige Familie.
Natuurlijk blijft het idee dat God mens werd “dwaasheid voor de Grieken”. Plato wist dat de fysieke wereld slechts een schaduwwereld was. De echte wereld was de gedachtewereld. Dat een god, of God, zich zou verlagen om de fysieke wereld binnen te treden was beledigend en irrationeel. De gnostiek verheerlijkte de geestenwereld boven de materiële wereld, en kon de gedachte aan incarnatie – ‘in’ plus ‘carno’, in het vlees – niet verdragen.
Schokkend en revolutionair
Toch herinneren al deze kribbe-scènes, kinderspelen en kerstkoorpresentaties ons aan de kerngedachte van Kerstmis – de viering van God die één van ons wordt, in het vlees. Voor de moderne geest is het nog steeds beledigend en irrationeel.De apostel Johannes stelde het probleem van de gnostici van zijn tijd aan de orde toen hij schreef: “Hieraan kunt u de Geest van God herkennen: Iedere geest die erkent dat Jezus Christus in het vlees is gekomen, is van God…’ Ontkenning hiervan was het omhelzen van de geest van de antichrist, vervolgde hij (1 Johannes 4:2,3). Want de gnostiek stelt dat alleen het geestenrijk goed is; alle materie is slecht. En door de eeuwen heen heeft de gnostiek gelovigen aangetrokken die “het vlees en de wereld wilden verloochenen” en het geestelijke wilden verheerlijken.
We zijn misschien zo vertrouwd met het kerstverhaal dat we de schokkende en revolutionaire betekenis ervan missen. Wij kunnen ook zo beïnvloed zijn door moderne vormen van gnosticisme – misschien meer wijdverbreid en invloedrijk in onze christelijke kringen dan wij beseffen – dat wij de implicatie van Christus’ geboorte met betrekking tot de fysieke schepping missen. Door de fysieke wereld binnen te gaan, bevestigde God in Christus de goedheid van de geschapen wereld, van de materie, die door de Schepper als “goed” werd bestempeld toen Hij over zijn handwerk nadacht. Zelfs na de zondeval weerspiegelde de schepping nog Gods creativiteit en kunstzinnigheid, zoals de psalmist ons vertelt. De mens, geschapen naar het beeld van God, imago Dei, droeg nog steeds dat beeld en was nog steeds verantwoordelijk om “vruchtbaar te zijn, en te vermenigvuldigen, en de aarde te beplanten, en haar te beheren”.
Kanalen van genade
Lichaam en geest genoten vanaf het begin een onderliggende eenheid. Mensen waren de enige levende bemiddelaars tussen het geestelijke en het lichamelijke. Wij zijn geschapen om de wil van de Schepper in de fysieke wereld uit te voeren. Onze lichamen, goed in Gods ogen, werden ontworpen om zich voort te planten in man-vrouw complementariteit, één vlees te worden en te wijzen op een toekomst van bloei. Onze lichamen zelf zijn kanalen van genade voor onszelf en voor anderen. We lezen de Bijbel met onze ogen. We spreken en zingen met onze mond. We horen Gods Woord met onze oren. We tonen liefde met ons lichaam door een meelevende blik, een troostende arm om de schouder, een hand die een beker of een maaltijd aanbiedt, een deken of een medisch verband. Gods genade wordt uitgestrekt door onze lichamen. Ons lichaam heeft een verlossend doel: Gods beeld weerspiegelen in en door lichamen die prachtig en wonderbaarlijk zijn gemaakt.
Maar overal om ons heen vertelt een oplevend gnosticisme ons dat we ons lichaam niet kunnen vertrouwen. Fragmentatie van lichaam en geest devalueert het lichaam en bevordert de ‘ware’ innerlijke geest, iemands ‘innerlijke zelf’; zodat men gelooft dat ons lichaam niets te maken heeft met ons geslacht.
Toen de vroege kerk moest beslissen over de aard van Christus, stelde zij duidelijk het gnosticisme aan de kaak door zowel de volledige goddelijkheid als de volledige menselijkheid van Jezus te omhelzen. Wat een paradox: de menselijke baby Jezus kwam om Vader God zichtbaar te maken!
Ja, het veerkrachtige verhaal van de Geboorte verklaart nog steeds dat de Zoon van God de Zoon des Mensen werd, opdat zonen en dochters van mensen zonen en dochters van God zouden worden.
Tot volgende week,